Wat doet Boer helpt boer?


Wij willen dat mensen / boeren uit Nederland met het initiatief Boer Helpt Boer een boer uit Burundi ‘adopteren’. Natuurlijk niet letterlijk adopteren, maar zorgen dat dankzij uw support deze boeren binnen korte tijd een zelfstandig bestaan kunnen realiseren met daarbij minimaal een verdubbeling van hun landbouwoogsten.

Kunt u niet zoals wij, zowel tijd als geld, investeren in dit prachtige project, maar wil u wel graag betrokken worden bij dit initiatief dan kan dit! Meer hierover leest u hier.

Burundese boeren die deelnemen aan ons programma zijn minimaal 2 x succesvoller dan boeren die niet deelnemen! Dat betekent letterlijk van 1 maaltijd per dag voor hun gezin naar 2 of soms zelfs 3 maaltijden. Zo eenvoudig is het.

Ons doel is om binnen drie jaar een zelfsupporting trainingsprogramma te hebben staan, waarin boeren van vluchteling een ambitieuze boer worden. Een doener met kennis van zaken!

Hoe bereiken wij dit met uw steun?

Op de pagina Voor wie werkt Boer helpt Boer omschreven we al kort voor welke mensen we dit doen: stel je komt als ex-vluchteling in je dorp waar je ooit vroeger hebt gewoond. Of misschien je ouders. Maar waar ga je nu wonen? Op een stukje land moet je toch weer je bestaan op gaan bouwen. En ook al was dat ene stukje land ooit, tientallen jaren geleden, van jou of van je ouders, nu wonen daar anderen.

Hulp. Hoop. Herstel. Dat zijn de speerpunten van ZOA.

Als iemand bereid is om zijn of haar stuk land te delen met een repartriant (een ‘terugkerende’), dan helpt ZOA om op het kleinere stuk land meer opbrengst te krijgen. Om op een kleiner stukje minimaal en meestal meer te kunnen oogsten, dan van het hele stuk land dat ze hadden. Ze krijgen steun in de vorm van kennis (opleiding), begeleiding (in de praktijk), kunstmest (voor een eerste seizoen).

In de franse folder van ZOA staat het werk als volgt omschreven:

1. la sécurité foncière – grondveiligheid

Hier zie je een klein voorbeeld hoe het land eruit ziet: overal worden de stukken land gebruikt om vooral bonen en mais op te bebouwen. En grondconflicten worden nu bijgelegd.

2. la fertilité du sol – vruchtbaarheid van de bodem

ZOA werkt samen met partnerorganisaties zoals o.a. Miparec om de boeren begeleiding te geven in de praktijk. Meestal zaaiden de boeren maar in het wilde weg, ze ‘spuugden’ de zaadjes in de grond en vaak kriskras door elkaar en veel te veel: in de hoop dat er genoeg op kwam. (en dat is natuurlijk ook verspilling van zaad wat ze hadden kunnen eten!) Dit is zo’n veldje…

Nu leren ze netjes in rijen te zaaien, zodat planten meer ruimte krijgen en groter groeien en meer opbrengst hebben. Ze leren wat (kunst)mest doet en hoe je de planten de beste verzorging kunt geven.

3. meilleures pratiques agricoles – betere landbouwpraktijken, waar een lesprogramma onderdeel vanuit maakt.

Dit is voornamelijk het onderdeel wat ons ZBA-team steunt: het lesprogramma. Dit soort onderwerpen komen aan de orde: hoe bereken ik de grootte van mijn land? Hoeveel bonen/mais heb ik eigenlijk nodig per persoon per dag en dus per jaar? Hoeveel zaaizaad moet ik eigenlijk apart leggen voor het volgende seizoen? Hoe bereken ik hoeveel (kunst)mest ik nodig heb? In plaats van in manden/zakken/emmers leren ze ook bijvoorbeeld hun oogst te berekenen in kilo’s. (in elk dorp gebruikten ze vaak een verschillende eenheid)


4. le stockage et la conservation des vivres – de opslag en het behoud van de levensmiddelen

Je kunt je voorraad bonen en mais in je huisje bewaren, maar daar is het niet veilig tegen vocht, muizen en ratten en ander ongedierte of diefstal. Door de bouw van diverse hangars in de dorpen, gaat er een  heel nieuwe mogelijkheid voor hen spelen: je voorraad veilig opslaan (tegen een klein bedrag per kilo). En wellicht kunnen ze als coöperatie een deel van de opbrengst gezamenlijk verkopen, op een tijd dat de marktprijs juist hoog is (en ze dus meer winst hebben)


5. une meilleure commercialisation des vivres – het beter op de markt brengen van de levensmiddelen

Als je niet (goed) kunt rekenen, en je verkoopt je opbrengst aan een verkoper en het is 12 kilo en die man zegt: het is 10 kilo, dan word je dus belazerd waar je bij staat zonder dat je het beseft. Bovendien: wanneer verkoop je je opbrengst? Als het jou uitkomt, of als de marktprijs (bijvoorbeeld door schaarste) juist hoger ligt? Kun je het beter op de markt verkopen of doe je er verstandig aan om gezamenlijk met een tussenverkoper een deal te sluiten. Ook dit soort dingen leren de boeren.

Omdat we voornamelijk het onderwijsprogramma steunen, wil ik daarover nog wat laten zien en vertellen. We hebben namelijk in het dorpje Karonge een les bijgewoond. In dit dorp doen 53 mensen mee aan het lesprogramma ‘Gezond boerenverstand’, een klas vol dus.

De docenten Jean-Claude (hier op foto) en Evode zijn nu ruim een maand in dienst. We zijn als ZBA-team nauw betrokken geweest bij de sollicitatieprocedure van deze mannen (het wordt namelijk uit ‘onze pot’ betaald) en daarom was het superleuk om nu in het echt kennis met hen te maken en hen bezig te zien voor de klas. Wat een betrokken verstandige mensen! Mannen die hun werk met heel veel passie doen! Dat zie ik wel aan de glinsterogen van Jean-Claude. Hij boeit de hele klas, het is gezellig, je ziet dat de ‘leerlingen’ genieten van de les! (en twee keer per week 2,5 uur in de schoolbanken zitten is toch best veel voor deze mensen!) Ik -toch ergens echt een docent- kreeg de kriebels: wat is lesgeven toch een geweldig vak… !!

Zo gaat het vandaag over het landbouwjaarschema. Wanneer valt de regen, wanneer zijn de seizoenen, wanneer moet je oogsten, wanneer gaan de prijzen omhoog, wanneer is het seizoen waarvoor je voorraad apart moet zetten (omdat je anders niets te eten hebt). Jean-Claude laat de leerlingen regelmatig zelf op het bord schrijven, soms gaat het helemaal fout, maar met elkaar komen ze eruit…  er gaat een wereld voor hen open! Nooit hebben ze dit zo duidelijk gezien en nog nooit hebben ze dus geweten hoe ze dit soort dingen kunnen berekenen!

Jong en oud, man en vrouw. Ze zijn stuk voor stuk blij dat ze mee kunnen doen met dit programma.

Buiten het klaslokaal is intussen het hele dorp uitgelopen: even zien hoe die ‘Mzungu’s’ (blanken) eruit zien: zoiets gebeurt natuurlijk niet elke dag.

‘s Middags gaan we een boer thuis bezoeken.

We praten met hem over hoe het gaat, wat nog lastige dingen zijn in het verbouwen. Hij vertelt veel: hij vertelt dat hij erg blij is om mee te doen aan dit programma. Dat het een grote eye-opener is om te kunnen berekenen hoeveel mais en bonen hij überhaupt nodig is voor zijn gezin voor het hele jaar (mensen waren gewend te eten en als het op was, is het op. Geen eten dus). Hij vertelt hoe zijn buurman had gezien dat zijn planten veel groter en de opbrengst hoger was en dat hij het nu ook aan zijn buurman leert hoe je in rijtjes moet planten enzovoorts. Hoe hij ‘walletjes’ maakt tegen erosie, maar wat tegelijkertijd ook voer is voor het vee.

Het slot van dit interview zal ik niet vergeten. Hij zei: de toekomst is rooskleurig!

Er gloort hoop in deze huizen! Voedselzekerheid lijkt zoiets gewoons voor ons: wanneer we eten en hoe vaak we eten is vaak al helemaal geen vraag. We kunnen soms al moeilijk doen over wat we moeten (mogen?) eten.

Voor deze gezinnen betekent het letterlijk: in plaats van 1 keer per dag een maaltijd, nu naar twee maaltijden en dat het hele jaar door!